Onderzoek basisonderwijs en voortgezet onderwijs

Resultaten onderzoek basisonderwijs gepresenteerd

basisonderwijs - In mei 2021 zijn de bevindingen van het eerste onderzoek naar inclusiever onderwijs gepresenteerd. Het rapport werd in ontvangst genomen door demissionair minister Arie Slob, Tweede Kamerlid voor D66 Paul van Meenen en Otwin van Dijk (burgemeester Oude IJsselstreek) namens de VNG.

Paul van Meenen, Tweede Kamerlid voor D66, reageert op het rapport in een gesprek met Lauren en Femke van JongPIT: Als je nu Inclusief Onderwijs wilt, dan heb je al een heleboel hobbels te overwinnen, dat zou niet zo moeten zijn. We weten nog veel te weinig over wat wel werkt. Dit onderzoek is daarom heel waardevol.

Reactie van Paul van Meenen in video. De video is helaas niet ondertiteld.

Het onderzoek is met steun van het FNO-programma Jongeren INC door het NCOJ uitgevoerd onder basisscholen die werken aan inclusiever onderwijs. Dit onderzoek geeft een unieke inzage in de stand van zaken van inclusief basisonderwijs, de werkpunten en de ondersteuningsbehoeften van scholen die werken aan inclusiever onderwijs.
Daarnaast zijn praktijkverkenningen gedaan in zes aansprekende samenwerkingsverbanden voor primair en voortgezet onderwijs waarin actief wordt gewerkt aan inclusiever onderwijs en die voorbeeldwerking kunnen hebben voor andere regio's in Nederland.

Dankzij het onderzoek en de praktijkverkenningen in regio's die samenvallen met samenwerkingsverbanden in het primair en voortgezet onderwijs hebben we zicht op onderwerpen waar scholen en regio's nu en in de komende jaren aan werken, vanuit verschillende startposities en randvoorwaarden, en welke knelpunten zij tegenkomen en welke ondersteuningsvragen deze scholen en regio's hebben. Hierdoor kunnen we waar nodig ook maatwerk bieden. Het onderzoek en regiobeschrijvingen vormen dé basis om de komende jaren aan de slag te gaan met scholen, samenwerkingsverbanden, gemeenten en de leerlingen zelf.

Alle genoemde publicaties zijn vanaf deze webpagina te downloaden.

'Er is een veel grotere groep scholen mee bezig dan we in eerste instantie dachten'

basisonderwijs - Het onderzoek 'Werken aan inclusiever basisonderwijs' geeft een interessant beeld van de huidige stand van zaken bij 325 Nederlandse basisscholen die werken aan inclusiever onderwijs. Verus besprak met Dolf van Veen de opvallendste zaken uit dit onderzoek.

Een berg aan resultaten van basisscholen in Nederland die werken aan inclusiever onderwijs. Wat doen zij? Met welke onderwerpen rondom inclusiviteit houden zij zich bezig, welke belemmeringen zijn er en wat zijn hun opdrachten voor de toekomst? Dit zijn enkele vragen waarop in het onderzoek van NCOJ, dat in verbinding met Verus staat dankzij het platform Naar Inclusiever Onderwijs, antwoorden zijn gevonden.

We hebben het onderzoek vooral gedaan omdat er geen antwoord was op deze vragen als we kijken naar het basis- en voortgezet onderwijs en de scholen die werken aan inclusiever onderwijs. Ook kenden we de ondersteuningsbehoeften van scholen niet. Vorige week woensdag zijn de resultaten van het onderzoek in het basisonderwijs gepresenteerd aan minister Slob, later dit jaar volgen de bevindingen voor het voortgezet onderwijs. Vanuit het platform kenden we circa 40 scholen die zeer actief zijn op dit gebied. Duidelijk is geworden dat er is een veel grotere groep mee bezig is dan we in eerste instantie dachten.

Opvallende punten

De bevindingen tonen dat binnen de groep scholen die werken aan inclusiever onderwijs er relatief veel scholen zijn die vernieuwingsonderwijs geven en alternatieven of aanvullingen hebben voor het leerstofjaarklassensysteem. Maar ook bij de meer traditionele organisatievormen van het onderwijs zijn er veel scholen die werken aan inclusiever onderwijs, diverse met het predicaat 'excellente school'. Dat neemt niet weg dat er natuurlijk ook scholen met 'traditioneel' onderwijs zich hardmaken voor inclusiever onderwijs. Daarnaast werd duidelijk dat de deelnemende scholen gemiddeld ongeveer 11 leerlingen opnemen die anders op het speciaal (basis)onderwijs hadden gezeten. Zestig procent van deze groep scholen is ook voornemens om de komende vijf jaar méér leerlingen met zwaardere ondersteuningsbehoeften op te nemen. Twee derde van deze scholen geeft wel aan dat dat wel betere randvoorwaarden vraagt, qua beschikbare expertise aan speciale onderwijszorg en financiën, benadrukt Van Veen.

Opvallend is dat de scholen zich op dit moment voor de expertise aan speciale onderwijszorg vooral gesteund voelen door het eigen bestuur en/of samenwerkingsverband. Pas daarna wijst men naar het speciaal (basis)onderwijs als partners. Wij vonden dat opvallend, ook al omdat de scholen bij doorvragen aangeven enthousiast te zijn over de kwaliteit van de ondersteuning/expertise van het s(b)o als ze die kregen. Dat is een belangrijke opdracht voor de toekomst, om nog meer verbinding tussen het speciaal (basis)onderwijs en reguliere bassischolen te leggen.

Zwaardere ondersteuningsbehoeften

Een andere bevinding is dat deze scholen toegankelijk zijn voor grote verscheidenheid aan (groepen) leerlingen die speciale onderwijszorg en extra ondersteuning behoeven, zowel naar zwaarte als breedte. Niet alleen kinderen met gedragsproblemen, waar in de beeldvorming over het passend onderwijs heel erg de focus op ligt. Er is juist ook veel aandacht voor kinderen met fysieke of verstandelijke beperkingen en chronische aandoeningen.

Dankzij het onderzoek is nu helder in beeld waar scholen die werken aan inclusiever onderwijs de afgelopen jaren mee bezig zijn geweest. Van Veen benadrukt dat veel scholen hebben gewerkt aan draagvlak binnen hun eigen school en team om te zorgen dat de neuzen dezelfde kant op staan en vanuit een positieve houding en cultuur ook gewerkt kan worden aan een inclusievere praktijk. Sociale integratie en onderwijskundige integratie zijn voorname thema's geweest waaraan is gewerkt, naast de beschikbaarheid van expertise op het terrein van speciale onderwijszorg en extra ondersteuning. In de missie en ambities klinkt de pedagogiek ruimschoots en het is interessant om te zien dat de scholen heel erg bezig zijn met de manieren waarop het onderwijs zo ingericht kan worden om samen leren met goede resultaten voor iedereen mogelijk te maken. Het onderzoek laat ook zien dat ze kritisch naar zichzelf kijken en durven te zeggen: we kunnen op bepaalde zaken nog een tandje erbij zetten in de toekomst, zegt Van Veen.

Inspiratie bij anderen opdoen

Het vormgeven van inclusief onderwijs in de klas is een hoge prioriteit en door ervaring is het voor scholen ook steeds helderder wat voor ondersteuning zij nodig hebben om dit te blijven realiseren. De scholen geven aan veel geleerd te hebben en deze leerervaringen ook voor andere scholen beschikbaar te willen stellen. Hiermee kun je je voordeel doen bij verdere ondersteuning. Doe inspiratie op en leer van werkbezoeken bij andere scholen.

Behalve onderzoek bij basisscholen, is er ook een verkenning gedaan bij zes samenwerkingsverbanden, vier in het basisonderwijs. De praktijkbeschrijvingen tonen energie en commitment, ontwikkelingsopdrachten voor scholen en samenwerkingsverbanden en benodigde samenwerking met partners in de uitvoeringspraktijk (speciaal onderwijs, zorg, opvang, arbeidsmarkt) en beleid (gemeenten en landelijk).

Hierin zien we ook heel verschillende startposities in samenwerkingsverbanden en bij de aangesloten scholen. Die regiobeschrijvingen zijn zeer de moeite waard omdat ze diverse doelen en aanpakken laten zien, mede ingegeven vanuit die verschillende startposities. In het ene geval gaat het om het ontwikkelen van breed draagvlak voor het werken aan inclusiever onderwijs of om uitvoeringsvragen, terwijl in een ander samenwerkingsverband al meer dan tien scholen hier langer mee bezig zijn en het gaat om vraagstukken van opschaling en verduurzaming. Al deze bevindingen bevatten ontzettend veel ingrediënten en bouwstenen om mee verder te kunnen. Wij denken dat dit onderzoek scholen en besturen heel erg helpt om inspiratie op te doen en je weg te vinden. Wat past bij ons qua overtuiging en startpositie? Onze missie vanuit het platform is dan ook niet voor niets om scholen van onderop te helpen om te kijken wat ze nodig hebben, hoe we ze kunnen ondersteunen en wat ze van elkaar kunnen leren. Ook voor het platform Naar Inclusiever Onderwijs en Verus zelf is dit ontzettend waardevol om op basis van deze informatie praktijkontwikkeling verder te kunnen ondersteunen.

Interview door Eveline Verwater, online-contentspecialist Verus

Terugkijken, vragen en antwoorden bij de presentatie van het onderzoek

basisonderwijs - We hebben de presentatie van het onderzoeksrapport en de reacties hierop in een korte video samengevat. Kijk en beluister de reacties van JongPIT, FNO Jongeren INC, NCOJ, D66, VNG, VOS/ABB, SWV De Meierij en Defence for Children.

Deze video is helaas niet ondertiteld.

Wat zijn financiële motieven van scholen om wel/niet inclusief te werken?
Scholen noemen vooral behoefte aan betere randvoorwaarden, vooral de scholen die al gevorderd zijn. In het vervolg van het programma zullen we hier sterker aandacht aan geven. Wat we weten is dat contextfactoren hier erg van belang zijn.
Als verwijzing relatief veel geld kost (of als die middelen er niet zijn) is het al snel een noodzaak. Dat geldt ook in samenwerkingsverbanden waar verwijzingspercentages (te) hoog zijn. Maar er zijn bijvoorbeeld ook scholen die hun zorgbreedte willen verbreden maar dit niet kunnen, omdat zij de middelen niet krijgen (van hun bestuur of samenwerkingsverband) om dit te doen (bijvoorbeeld omdat andere speciale scholen hier op dit moment in voorzien).
Financiering van benodigde expertise of ondersteuningsprogramma's is cruciaal bij de ontwikkeling van inclusiever onderwijs. Er zijn diverse modellen in omloop in landen die voorop lopen in deze ontwikkeling. Behalve keuze voor een passend model, speelt ook het kunnen beschikken over extra middelen gedurende de tijd dat het stelsel transformeert naar een inclusiever systeem. Gebeurt dat niet, dan is er een grote kans dat speciaal en regulier onderwijs lokaal/regionaal tegenover elkaar komen te staan en een gemeenschappelijk ontwikkelproces stopt.

Welke scholen gaven zelf oplossingen aan van de door henzelf onderkende knelpunten?
Circa de helft van de basisscholen heeft in het onderzoek suggesties gedaan voor praktijkontwikkeling en het oplossen van belemmeringen/knelpunten die zij tegenkwamen bij het werken aan inclusiever onderwijs. De rapportage gaat daar uitgebreider op in.

Weten we ook wat verklaart dat sommige besturen inclusief onderwijs in hun missie en visie benoemen, en andere besturen dat niet in hun missie en visie benoemen?
Het onderzoek is hier niet specifiek op gericht geweest. Het onderzoek hebben we gedaan bij basisscholen die werken aan inclusiever onderwijs. Wij hebben in dit onderzoek geen scholen geïncludeerd die niet werken aan inclusiever onderwijs. We kennen wel de motieven van implementerende scholen (zie de rapportage) en zullen ook nader studie maken van redenen van scholen om niet te werken aan inclusiever onderwijs. Overigens laat het onderzoek wel zien wat factoren zijn die maken of scholen overwegen hun zorgbreedte verder te vergroten.
Visie alleen is niet voldoende hiervoor voor de meeste scholen, randvoorwaarden zijn super belangrijk. Het rapport gaat hier verder op in. Ook is nagegaan welke achtergrondkenmerken met posities samenhangen (let wel, dat is niet hetzelfde als 'verklaren'). Op basis van ander onderzoek is hierover wel meer te zeggen. Van harte bereid om hierover door te praten.

Hoe organiseren we de betrokkenheid van leerlingen op de scholen die inclusiever willen werken?
Belangrijke vraag en ook voor ons in het ondersteuningsprogramma en het onderzoek een thema waar we bijzondere aandacht aan geven samen met JongPIT. In Nederland is dit een onderbelicht thema. We hebben in onze onderzoeksgroep juist daarom speciale expertise op dit gebied (professor Kiki Messoui, University of Southampton). In de (voorhoede)scholen in Nederland zijn er verschillende die hier aandacht voor hebben (gehad), we kunnen je daarmee in contact brengen.

Hoe kunnen we leerlingen in contact brengen met de gemeentelijke politiek. Zijn daar voorbeelden van?
Ons onderzoek is daar niet op gericht. Deze vraag is vrij algemeen dus wat moeilijk te beantwoorden, maar hier is zeer veel over bekend, ook in Nederland; al vanaf de jaren negentig is hier ervaring mee opgedaan. Misschien handig om hierover contact op te nemen met JongPIT.

Verdere ontwikkeling inclusievere vo-scholen vraagt betere randvoorwaarden en ondersteuning

voortgezet onderwijs - De helft van de vo-scholen die aan inclusiever onderwijs werken (48%) wil de komende vier jaar het aantal leerlingen die speciale onderwijszorg nodig hebben uitbreiden en niet doorverwijzen naar het gespecialiseerd onderwijs.
Van de groep scholen die meer leerlingen met speciale onderwijszorg wil opvangen, geeft 60% aan dat een aantal randvoorwaarden dan wel moet verbeteren.

De belangrijkste randvoorwaarden zijn middelen voor schoolinterne ondersteuning voor leraren en leerlingen en die van het samenwerkingsverband voor leerlingen die speciale onderwijszorg behoeven. Daarnaast noemen vo-scholen de balans van draagkracht en draaglast van het schoolteam, de deskundigheid en expertise van docenten, en de toegankelijkheid of geschiktheid van het gebouw.

Kaft Van het onderzoeksrapport vo.

Deze cijfers zijn afkomstig uit het onderzoeksrapport 'Werken aan inclusiever voortgezet onderwijs' dat door het NCOJ met steun van het FNO-programma Jongeren INC is uitgevoerd.

Motivatie komt vooral van binnen de scholen, nauwelijks van buiten

Uit het onderzoek blijkt verder dat dé motivatie achter inclusiever onderwijs bij vo-scholen komt van binnen deze scholen en nauwelijks van buiten. De helft tot twee derde (52% tot 68%) van de vo-scholen noemt de missie en visie van bestuur en team, de toegenomen expertise van leerkrachten, het terugdringen van thuiszitten en het verhogen van de participatie van leerlingen als belangrijke motieven. Ook de visie en ondersteuning van het samenwerkingsverband waarvan een vo-school deel uitmaakt speelt een rol.
Andere, meestal externe redenen, zoals het opheffen of ontbreken van het voortgezet speciaal onderwijs of praktijkonderwijs in de regio, financiële redenen of een gemeente die inclusief onderwijs bepleit, speelt bij 68% tot 90% van de vo-scholen geen of nauwelijks een rol in het opnemen van leerlingen die speciale onderwijszorg nodig hebben.

Substantiële vorderingen

Onder de onderzochte scholen in het vo worden vooral vorderingen gemaakt bij het vergroten van het draagvlak voor inclusiever onderwijs bij leerlingen, het verbeteren van de toegankelijk/geschiktheid van het schoolgebouw, en de onderwijskundige en sociale integratie van leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften.

Roep om ondersteuning en betere randvoorwaarden

De roep om ondersteuning van vo-scholen die al bezig zijn met inclusief onderwijs is groot, zo blijkt uit het onderzoek. De acties die vanuit het platform aandacht krijgen blijken goed gekozen. Het gaat daarbij volgens de meerderheid van de scholen vooral om passende professionaliseringsaanpakken en voorbeelden van ondersteuning van onderwijsmedewerkers, ook als team, werkbezoeken en het opzetten van leernetwerken voor schoolleiders/teams en bestuurders.
Aandacht voor huisvesting en inzet van (jeugd- en paramedische) zorg zijn belangrijke prioriteiten. Daarnaast is het vergroten van competenties van onderwijsgevenden in hoge mate een prioriteit, evenals de beschikbaarheid van de ondersteuning vanuit het samenwerkingsverband, de beschikbaarheid van onderwijs-/klassenassistenten, en de inzet van jeugdhulp.

Afname en consolidatie verwijzingen naar gespecialiseerd onderwijs

Op 38% van de vo-scholen die werken aan inclusiever onderwijs is het aantal verwijzingen naar gespecialiseerd onderwijs afgenomen. Bij 44% is dat ongeveer gelijk gebleven en bij 12% toegenomen. Ondanks de substantiële vorderingen en geleverde inspanningen blijkt het in de praktijk lastig om meer leerlingen die extra onderwijszorg nodig hebben binnen de reguliere school te houden.

Verschillen onderzoeksbevindingen in bao en vo

Vergeleken met het onderzoek gericht op inclusieve basisscholen (bao), dat eerder in 2021 is gepubliceerd, valt op dat, behalve diverse overeenkomsten, reguliere vo-scholen die werken aan inclusiever onderwijs vaker kiezen voor onderwijs in aparte klassen (27% in vo, 5% in bao), meer worden ondersteund vanuit het gespecialiseerd onderwijs (vso) (38% in vo, 27% in bao), zichzelf meer typeren als beginnend initiatief (67% in vo, 54% in bao), daarin leerlingen met een verstandelijke beperking minder includeren (69% in vo, 88% in bao), en meer gericht zijn op jongeren met lichamelijke beperkingen (69% in vo, 45% in bao), en gedragsproblemen (94% in vo, 58% in bao), en meer blijven verwijzen naar het gespecialiseerd onderwijs (27% in vo verwijst niet door, 50% in bao verwijst niet door).

Logo Jongeren INC van FNO

FNO Jongeren INC steunt het Platform Naar Inclusiever Onderwijs, JongPIT en samenwerkingspartner Defence for Children om scholen, samenwerkingsverbanden, ouders en leerlingen te kunnen ondersteunen in het realiseren van inclusief onderwijs en een duurzaam Platform te creëren die deze ondersteuning ook na de programmaperiode blijvend kan bieden.

In Nederland leven 1,3 miljoen kinderen en jongeren (0 t/m 25 jaar) met een chronische aandoening. Een deel van hen kan niet meedoen naar wens en vermogen. Deze jongeren gaan bijvoorbeeld niet naar het regulier onderwijs, te weinig of helemaal niet naar school, vinden geen werk, worden gepest of zijn eenzaam. En dat terwijl deze jongeren keihard nodig zijn in onze samenleving!
Jongeren INC heeft de missie dat jongeren met een chronische aandoening of beperking naar wens en vermogen kunnen meedoen in een inclusieve samenleving.

Naar top van de pagina